drijvend vissen

Drijvend vissen

Drijvend vissen kan vooral in de zomer vaak wel vis opleveren terwijl de optonics stil blijven. Of er drijvend gevist kan worden hangt vooral van de weersomstandigheden af. Deze manier van vissen heeft vooral succes op warme, windstille, zomeravonden. Maar ook gedurende heel de dag kan de karper zich aan het oppervlak begeven.

Op mooie zomerdagen ligt de karper vaak net onder het oppervlak wat te zonnen. Voor wat er op deze dagen op de bodem gebeurt heeft de karper weinig interesse. We moeten zijn aandacht dus op een andere manier trekken. Drijvend vissen is dan een goede optie.
 

Materiaal

Eerst en vooral hebben we een penhengel nodig van ongeveer 4 meter en een stijfheid van 2 lbs. Een molen met een gemakkelijk afstelbare slip. De draad die we gebruiken hangt af van de mogelijke grote van de vissen die het water bezetten. Op water waar karpers zwemmen tot zo’n 6 kilo volstaat 25/100 wel. Op water waar vissen zwemmen van 10 kilo en meer is het aan te raden om toch zeker 35/100 te gebruiken. Aan de lijn wordt enkel een haak bevestigd. Extra lood of andere verzwaringen zijn overbodig. Op de haak wordt een stevige broodkorst gezet, die we eerst even nat maken alvorens uit te werpen, op die manier creëren we wat extra werpgewicht.

Enkele goede aassoorten voor drijvend vissen zijn: turksbrood, droge honden- of kattenbrokken, gewoon wit/bruin brood of imitatie brood werkt trouwens ook prima. Neem liever wat te veel aas mee dan te weinig want als je last hebt van eenden of iets in die aard, gaat je voer er snel door. We hebben ook nog een goed schepnet nodig en een onthakingsmat. Neem bij het drijvend vissen het liefst zo weinig mogelijk materiaal mee omdat je jezelf op die manier gemakkelijk kan verplaatsen.

Aan de waterkant

Houd je vooral heel rustig aan de waterkant want de karper is vaak erg schuw. Voer eerst wat broodkorsten op veelbelovende stekjes zoals rietkragen, leliebedden, overhangende struiken en bomen. Houd de voederplekjes goed in het oog en wacht tot dat de eerste karper zich heeft laten opmerken. Nu de karper aanwezig is moeten we de korst die aan onze haak hangt bij de vis brengen. Om de vis niet af te schrikken is het beter om de korst altijd voorbij de plaats waar de karper zich bevindt te werpen. Dan laat je het aas heel rustig terugkomen tot dat het tussen het gevoerde brood ligt. En nu wachten maar. Laat de adrenaline maar stijgen!

Als de karper er met jou aas vandoor gaat, wees dan niet te snel, wacht even tot de lijn strak loopt. Als je zeker weet dat de karper het aas goed heeft gepakt moet je aanslaan en de haak zetten. Na een voorzichtige dril, landing en terugzetting van de vis kan je best verkassen. De karper heeft in paniek de andere vissen weggejaagd en het kan soms erg lang duren voor dat de vissen terug komen. Zoek rustig een andere stek en je kan weer aan de slag.